barnard.gif (1573 bytes)

  Brief uit Caïro, nummer 14, 19 juni 1998

Waarin Hans en Willeke naar Jemen zijn geweest waar ze buiten de Jemenitische waard hadden gerekend.
 

Index
Vice versa
Home

vogel1.gif (367 bytes)Eénvogel2.gif (361 bytes)

Hoewel boven deze brief traditiegetrouw Brief uit Caïro staat wilde ik de beperkte beschikbare ruimte gebruiken om iets te vertellen over ons werk in Jemen. Daar waren we van 28 april tot 23 mei j.l. om de resten in kaart te brengen van Baynun. Deze stad ligt ongeveer 130 km. ten noord-oosten van Taizz (vroeger de hoofdstad van Zuid-Jemen en daarvoor de hoofdstad van heel Jemen) en ongeveer 110 km. ten zuid-oosten van Sana‘a (vroeger de hoofdstad van Noord-Jemen en nu de hoofdstad van heel Jemen).

Baynun is ook al een vroegere hoofdstad van Jemen. In dit land wordt namelijk bij iedere machtswisseling de hoofdstad verplaatst, zodat na 3000 jaar elke stad wel een keer aan de beurt geweest is. Baynun werd in 525 AD op verzoek van de patriarch van Alexandrië verwoest door het leger van de bisschop van Axum (Ethiopië) omdat de koning de christelijke inwoners van Jemen niet goed behandelde.

Vorig jaar maakten wij, bij een poging de ruïnes van die stad te bezoeken, kennis met zowel de locale sjeik als het hoofd van de Oudheidkundige dienst van Jemen. Beide moedigden ons aan een aanvraag in te dienen voor archeologisch onderzoek in de regio. De Nederlandse Ambassade in Sana‘a bleek bereid deze aanvraag financieel te ondersteunen dus niets leek het Baynun Mapping Project in de weg te staan.

Daarmee hadden wij - ons team was inmiddels uitgebreid met de Engelse aardewerkdeskundige Rebecca Bridgman (die ook meegaat naar Berenike) - echter buiten de waard gerekend. Pas toen wij aan het werk wilden bleken namelijk de grote verschillen met Egypte, welk land in zekere zin ons referentiekader was geworden. In Egypte is het centraal gezag, nodig voor bijvoorbeeld het bouwen van een piramide, al 5000 jaar oppermachtig, terwijl in Jemen een soort feodale democratie bestaat waarin de centrale overheid in Sana‘a maar een bescheiden rol speelt.

Ter illustratie van het eerste: van farao Khufu (Cheops) wordt algemeen aangenomen dat hij over Egypte regeerde van 2551 tot 2528 v.Chr. Dit komt neer op 22 volledige jaren die, op basis van een werkdag van 10 uur en een werkweek van 6 dagen per week, in totaal 68.875 man-uren bevatten. De piramide die Khufu liet bouwen, en die wij nog dagelijks vanuit ons slaapkamerraam kunnen zien staan, was niet de eerste, maar is wel de grootste met ongeveer 2.300.000 steenblokken van gemiddeld 2500 kg.

Een eenvoudige rekensom leert dat er destijds dus gemiddeld elke twee minuten een steenblok moet zijn losgehakt, versleept en op de juiste plaats gelegd. Het bestuurlijke apparaat dat nodig was voor deze prestatie - die tot de landing op de maan zo’n 4500 jaar later eigenlijk niet is overtroffen - is sindsdien alleen maar gegroeid, tot het een omvang bereikte die verdere resultaten helaas in de weg stond.


Waarin de mannen van Jemen zwaar bewapend blijken te zijn maar beslissingen desondanks in consensus genomen moeten worden.
 
 
 

vogel1.gif (367 bytes)Tweevogel2.gif (361 bytes)

In Jemen woont elke familie in een soort versterkte toren waarbinnen elke man zwaar is bewapend om de veiligheid te waarborgen en zo nodig eer en goede naam te verdedigen. De bewapening bestaat in ieder geval uit een fors uitgevallen dolk, de jambiya, die aan een brede en meestal fraai versierde riem midden op de buik gedragen wordt. Zonder deze dolk zal een Jemitische man zich niet in het openbaar vertonen. Pen en papier, een sleutelbos, een pieper en soms een pistool of een revolver vinden een plaats naast of achter de jambiya, die overigens meer te vergelijken is met een stropdas dan met een wapen.

Voor de werkelijke verdediging vertrouwen de meeste mannen liever op een geweer. Geen kermisgeweer of jachtgeweer, maar een semi-automatisch militair wapen zoals een FN of een Kalashnikoff, aangevuld met een extra patroonhouder of een handgranaat. Die laatste twee worden meestal in de borstzak gestoken van het Westerse jasje dat iedere man hier over zijn Oosterse jurk of Afrikaanse aandoende rok draagt. Eén en ander vereenvoudigt het innen van belastingen, of het afdwingen van andere weinig populaire maar noodzakelijke maatregelen, niet bepaald.

Dat er desondanks geen totale anarchie ontstaat komt omdat iedere familie zich biologisch verbonden voelt met een bepaalde stam, geografisch behoort tot een bepaalde streek en politiek trouw heeft gezworen aan een bepaalde sjeik. Daardoor worden groepen gevormd die elkaar aanvullen dan wel overlappen en zo de basis vormen voor een netwerk dat voor een buitenstaander onmogelijk helemaal te doorgronden is.

Beslissingen binnen elk van deze groepen, en tussen de groepen onderling, moeten vanzelfsprekend in consensus genomen worden omdat ieder lid en elke groep zijn argumenten zo nodig met wapengeweld kracht kan bijzetten. Deze consensus wordt gezocht, en gelukkig meestal ook gevonden, tijdens qat-bijeenkomsten waar deze typisch Jemenitische vorm van democratie ten uitvoer wordt gebracht.


Waarin op bladeren wordt gekauwd, thee wordt gedronken, de lunch wordt genuttigd, thee wordt gedronken en op bladeren wordt gekauwd.
 
 
 

vogel1.gif (367 bytes)Drievogel2.gif (361 bytes)

Qat is een struik die alleen gedijt in het hooggebergte, en daar hebben ze in Jemen genoeg van (Sana‘a ligt meer dan 2200 m. boven de zeespiegel). De jonge bladeren van de qat-struik, die nog het meeste lijkt op onze liguster, bevatten een aantal opwekkende stoffen die eruit gehaald kunnen worden door op de bladeren te kauwen. De beste techniek is om verse, jonge blaadjes één voor één fijn te kauwen zonder ze door te slikken. Na verloop van tijd ontstaat dan een flinke groene bol van bladerpulp in de linker, of soms de rechter, wangzak.

Het effect van al deze moeite is gering en daarom wordt er flink bij gerookt, vroeger vooral waterpijp maar tegenwoordig meestal sigaretten. Dit alles kan natuurlijk in de beslotenheid van het eigen huis plaatsvinden, onderweg of tijdens het werk, maar meestal wordt er door een aantal mannen gezamenlijk gekauwd tijdens één van de qat-bijeenkomsten zoals die overal in Jemen plaatsvinden tussen de lunch en het avondeten.

De huizen in Jemen zijn gebouwd van natuur- of tichelsteen en bevatten, naast privé-vertrekken, een ontvangstzaal (liwaan) op de begane grond of zelfs apart van het eigenlijke huis, en een ruimte die zich daar in status tussen in bevindt, maar fysiek meestal op de bovenste verdieping van het huis te vinden is. Deze ruimte wordt mafraj genoemd, en het is hier dat de meeste qat-bijeenkomsten plaatsvinden. Het onderscheid tussen liwaan en mafraj is echter niet zo strikt als hier geschetst, net zomin als dat een qat-bijeenkomst lijkt op een vergadering of de benoeming van een sjeik op een verkiezing. De grenzen zijn veel vager en de procedures meer variabel dan wij gewend zijn.

Bouwwijze en inrichting van mafraj en liwaan zijn daarentegen overal hetzelfde. Beide vertrekken zijn lang, smal en hoog en hebben aan twee of drie zijden een serie ramen, elk bekroond met wat lijkt op een glas-in-lood venster (in werkelijkheid is het een qamariyah: een gekleurd-glas-in-wit-stucwerk venster). Hoog uit de muren steekt een aantal forse haken voor het weghangen van geweren en ander wapentuig. Op de grond langs de muur liggen matrassen met daarop losse rugkussens en armsteunen. Over de matras en de linker armsteun wordt een tweemaal in de breedte opgevouwen deken gedrapeerd en de gast neemt daarop plaats in een half-zittende, half-liggende positie. Het in Nederland vaak door moeders geuite bevel Niet hangen! wordt in Jemen dan ook niet dikwijls gehoord. Een verzameling asbakken en kwispedoors completeren de inrichting.

In de meest uitgebreide vorm begint een qat-bijeenkomst met een ontvangst, inclusief thee, in de liwaan. Dan volgt de lunch in een zijkamer, de mafraj of de liwaan. De volgende stap is thee in de buitenlucht, de liwaan of de mafraj. Tenslotte wordt de bijeenkomst afgesloten met een tot zonsondergang durende qat in de mafraj of de liwaan. Kortom, een heel heen en weer geloop waarbij telkens bij het binnengaan van een kamer de schoenen moeten worden uitgetrokken. Overigens zijn thee en lunch voor kosten van de gastheer, maar worden de gasten verondersteld hun eigen qat en sigaretten mee te nemen.

De lunch is al even verbazingwekkend, maar helaas ook eetlustverminderend eenvormig. Het eten is weliswaar zeer goed bereid en gekruid, maar de enige variatie bestaat uit de volgorde waarin de tweede en de derde gang worden opgediend. Als voorgerecht is er een kommetje heldere bouillon, met een schaaltje zwarte peper voor de liefhebbers. Daarna wordt meestal, als eerste op het plastic grondzeil dat als eettafel dienst doet, de asied opgediend. Iedereen die wel eens soep uit een zakje bereidt kent het verschijnsel van klontering. Wie in gedachten één van die klonten laat groeien tot een gewicht van anderhalve kilo, en daarbij de hoeveelheid soep evenredig laat afnemen, heeft een goed idee van dit gerecht.

Dan volgt rijst met gekookte schapenbouten, waarna de maaltijd wordt besloten met salta. Dit is een soort groentensoep, met als voornaamste smaakmaker fenegriek, die wordt genuttigd met brood. Alle gerechten worden gegeten uit de grote platte schaal waarin ze worden opgediend, met de rechterhand. Dat dit met gloeiend hete asied of perfect droog gekookte rijst niet altijd even gemakkelijk is zal duidelijk zijn. De drank die wordt gebruikt om het gedeelte van de maaltijd dat niet op de grond is beland weg te spoelen, is karnemelk met daarin gewelde rode pepers.

Prima eten allemaal, maar na drie weken hadden wij toch wel erg behoefte aan wat fruit en zijn we ook maar een keer bij de Pizza Hut binnen gestapt, waar een glaasje sinaasappelsap evenveel kost als een volledige lunch ergens anders. Maar dat zal er ongetwijfeld mee te maken hebben dat de enige Pizza Hut die Jemen rijk is gebouwd is naast de presidentiële tribune. Deze kijkt uit over de vroegere startbaan van de luchthaven van Sana'a en wordt niet alleen gebruikt als verbindingsweg tussen twee stadswijken maar ook voor het houden van militaire parades.

Na de maaltijd en de thee, met veel suiker en kruidnagelen, komen de zakken en takken vol qat-blaadjes te voorschijn. Hiermee is de eigenlijk qat-bijeenkomst begonnen. Tijdens zo'n bijeenkomst is alles bespreekbaar en mag iedereen, van de sjeik tot zijn jongste zoon en van de minister tot zijn chauffeur, zich in de discussie mengen of onderwerpen ter sprake brengen. Ook wie niet is uitgenodigd voor de lunch mag binnen komen en z'n zegje doen.

En zo zaten wij daar, onwennig kauwend onder een verlaagd plafond van geweren, patroongordels en sigarettenrook, te luisteren naar het voor ons moeilijk te begrijpen Jemenitische dialect - dat bovendien steeds onverstaanbaarder werd door de snel groeiende bollen qat in ieders wangzak. Wat was er aan de hand?


Waarin een sjeik een rauwdouwer met één oog blijkt te zijn maar over een museum geen consensus bereikt kan worden.
 
 
 

vogel1.gif (367 bytes)Viervogel2.gif (361 bytes)

Zoals gezegd hadden wij buiten de waard gerekend, of beter gezegd: wij hadden de Jemenitische waard aangezien voor een Egyptische. Wie het bovenstaande, slechts gebaseerd op een bezoek van in totaal ongeveer zes weken aan de hooglanden van Jemen, vergelijkt met de voorgaande Brieven uit Caïro zal begrijpen dat dit een grote vergissing was. Wij dachten dat de toestemming en de werkvergunning die wij binnen een dag in Sana‘a in ons bezit hadden - iets wat in Egypte vier tot zes maanden duurt - genoeg zou zijn om iedereen van onze goede bedoelingen te overtuigen. Zeker in combinatie met de toestemming en zelfs de medewerking van de plaatselijke sjeik.

Echter, consensus bleek daarover nog lang niet bereikt. Er zijn inwoners van het gebied rond Baynun die vinden dat een weg, een school en een ziekenhuis hogere prioriteit verdienen dan archeologisch onderzoek. En gezien het feit dat de reis van nauwelijks veertig kilometer naar de provinciehoofdstad Dhamar in een zescilinder Toyota Landcruiser met vierwielaandrijving bijna drie uur duurt, hebben ze daarin nog gelijk ook. Om de instanties die over de bouw van wegen, scholen en ziekenhuizen gaan onder druk te zetten besloot men dan ook ons de toegang tot Baynun te ontzeggen. Hierbij verkeerde men in de veronderstelling dat dit dezelfde instanties waren die ons toestemming hadden gegeven die historische plek te betreden.

Vanuit Dhamar stuurde de gouverneur vervolgens een bemiddelaar om de twee vertegenwoordigers van de Oudheidkundige dienst en de soldaat van de nationale strijdkrachten te assisteren in het bereiken van consensus. Deze sjeik bleek een echte rauwdouwer, met nog maar één oog, die de hele dag qat kauwde en zich liet rondrijden door vier zwaar bewapende lijfwachten. Hij deed erg z'n best, mede omdat de gouverneur hem had verboden naar huis terug te keren voordat er een oplossing was gevonden voor ons probleem. Hem werd echter een brief overhandigd waarin ons onmiddellijke vertrek werd geëist. Toen we resoluut weigerden daaraan gevolg te geven ("als zij niet doen wat er gezegd wordt doen wij het ook niet") was de patstelling compleet. Tot men er achterkwam dat wij ook geïnteresseerd waren in de 38 andere archeologische resten in de omgeving.

En zo vertrokken wij elke dag met een gids en een lijfwacht om, met de hulp van een plaatselijke gids, een plaatselijke lijfwacht en de plaatselijke straatjeugd, de overblijfselen van antieke gebouwen en waterwerken te bestuderen. De lunch gebruikten wij meestal bij de gids van die dag, en wij overnachtten in het dorpshuis, naast het lokale museum.

Ook over dat museum bestaat trouwens nog geen consensus. De centrale overheid wil de inhoud daarvan liever in Sana‘a tentoonstellen, waar de collectie nog enigszins bereikbaar zal zijn. De plaatselijke bevolking echter wil de artefacten koste wat kost ter plaatse houden. Ook in deze discussie probeerde men ons als pion op het schaakbord van de binnenlandse politiek te gebruiken. Op onze beurt lieten wij ons gewillig gebruiken om ons werk te kunnen blijven doen. Je zou haast medelijden krijgen met Ali Abdullah Saleh, de president van Jemen, die al z’n hele leven deze groepen moet aanhoren en te vriend houden.


Waarin een paar vragen die onbeantwoord zijn gebleven alsnog beantwoord worden en Jemenitische mannen en vrouwen in twee werelden blijken te leven.
 
 
 

vogel1.gif (367 bytes)Vijfvogel2.gif (361 bytes)

In deze beschrijving van onze expeditie naar Baynun zijn nog een paar vragen onbeantwoord gebleven. Allereerst: wat deed de sjeik die ons had uitgenodigd om naar Baynun te komen, en die zijn toestemming had gegeven en zijn medewerking had toegezegd? Hij heeft zich nooit ter plaatse laten zien en verbleef al die tijd in Dhamar of Sana‘a. Dat zijn gedrag niet werd ingegeven door desinteresse of lafheid - hij belde trouwens vrijwel dagelijks op - begrepen wij pas later. Men kan ons de toegang ontzeggen, en wij respecteren dat, maar een sjeik kan zich niet zomaar laten tegenhouden zonder ernstig gezichtsverlies. Dat zou aanleiding zijn geweest voor een vuurgevecht, iets waar natuurlijk niemand op zat te wachten.

Ten tweede: was er voor ons geen gevaar, met al die geweren en berichten over ontvoeringen? Wij hebben werkelijk nooit gevaar gelopen. Niet alleen weet men in Jemen met zijn wapen om te gaan - jongetjes oefenen vanaf de tijd dat zij niet meer met hun vrouwelijke leeftijdgenootjes mogen spelen - bovendien waren wij de gasten van de locale sjeik, of eigenlijk van één van de lokale sjeiks. En die organiseren gewoonlijk de ontvoeringen, om personen of instanties onder druk te zetten.

Zoals gezegd ging dat echter ook prima zonder ons te ontvoeren en wij maakten bovendien niet bepaald aanstalten om er vandoor te gaan. Overigens worden werkelijk ontvoerde toeristen of diplomaten gewoonlijk zeer correct behandeld (hoewel ik begrepen heb dat het menu ook hen gaat vervelen) en worden zij na verloop van tijd ongeschonden teruggebracht naar hun woon- of verblijfplaats en hun geliefden. Bovendien waren wij geen partij in enig conflict maar werden wij, zoals ook reeds opgemerkt, door de verschillende partijen als pion gebruikt.

Ten laatste: in het bovenstaande is voortdurend sprake van mannen en jongetjes, wat doen de vrouwelijke inwoners van Jemen? Terwijl de mannen al qat kauwend het land besturen, oefenen met hun geweer of dat echt gebruiken, zijn de vrouwen van Jemen druk met het bewerken van het land, het opvoeden van de kinderen, het huishouden of het verzorgen van zieken en bejaarden. Veel waardering krijgen ze daar niet overigens niet voor in dit land waar mannen en vrouwen in twee verschillende werelden lijken te leven.

Veel huizen hebben aparte verdiepingen voor mannen en voor vrouwen, en de meeste openbare gebouwen hebben verschillende afdelingen of openingstijden voor de twee bevolkingsgroepen. Gelukkig denkt men in Jemen dermate tribaal dat Willeke zonder enig probleem haar werk als leider van de expeditie kon doen. Kennelijk is het de gewoonte van de stam der Nederlanders dat vrouwen ongesluierd rondlopen en mannen rond commanderen.

Er valt nog veel meer te vertellen over Jemen, ons werk en de mensen die we ontmoet hebben. Zo heb ik nog niets gezegd over de indrukwekkende natuur, de interessante hedendaagse cultuur of de prachtige architectuur. Ook alle mensen die ons hebben geholpen, of hebben toegezegd ons nog te gaan helpen, zijn ongenoemd gebleven. En er zijn nog veel avonturen te verhalen, anecdotes te vertellen en vragen te beantwoorden. Dat moet allemaal maar wachten tot een volgende Brief uit Caïro die echter waarschijnlijk weer gewoon over Caïro zal gaan.

Hans Barnard

Index
Vice versa
Home