barnard.gif (1573 bytes)

  Brief uit Caïro, nummer 9, 10 april 1998

Waarin Hans verbeteringen in huis aanbrengt, tijdelijk verhuist naar een plek in de woestijn op meer dan driehonderd kilometer afstand van een nederzetting en belandt bij een oude smaragdmijn.

Index
Vice versa
Home

vogel1.gif (367 bytes)Eénvogel2.gif (361 bytes)

Het speciale papier waarop ik mijn tekeningen en kaarten in inkt overtrek is op, de tafel in de kamer is voorzien van een nieuw blad en het aanrecht in de keuken is vergroot. Nu is het dus tijd, en heb ik ook de tijd, voor een nieuwe Brief uit Caïro. En wat is mooier dan nummer negen daarvan te schrijven op Goede Vrijdag. Niet dat daar hier veel van te merken is, met het Offerfeest net achter de rug en Koptisch Pasen pas over een week, maar toch.

Een paar weken geleden kwamen wij terug uit Berenike, waar ik vanaf eind december 1997 continu verbleven heb. Het werk daar was moeilijker dan in voorgaande jaren. We hebben voor het eerst een eigen gebouw, dat mooier is uitgevallen dan ik voor mogelijk had gehouden. Hoe meer je het een team echter naar de zin probeert te maken, hoe meer de leden van dat team privileges voor rechten gaan houden. Met als gevolg toenemende gevoelens van ontevredenheid wanneer keer op keer bleek dat Berenike werkelijk midden in de woestijn lag, op 300 km. van de eerste nederzetting van enige betekenis. Dientengevolge moesten alle voedsel en materialen worden aangevoerd waardoor deze niet altijd direct voorhanden waren.

Daarnaast bleken de Egyptische autoriteiten volledig verstijfd na de slachtpartij in Luxor. Voor werkelijk alles moest toestemming worden aangevraagd, waarna e.e.a. onder politiebescherming zou moeten plaatsvinden. Het liefst zag men dat wij drie maanden lang in onze tenten zouden zitten roken en thee drinken zonder problemen te veroorzaken. Vanzelfsprekend kozen wij ervoor om alles te doen wat we wilden en dat pas achteraf te melden. Dit vaak tot grote woede van de vertegenwoordigers van de autoriteiten. De enige keer dat dit mis ging eindigde met mijn arrestatie - en dat nog wel op de dag die Willeke en ik vieren als de dag dat wij elkaar voor het eerst gekust hebben (15 februari), dit jaar negentien jaar geleden.

Vanuit Berenike waren Brian Cannon, een Amerikaanse landmeter, en ikzelf vertrokken voor het in kaart brengen van de vier nederzettingen rond Mons Smaragdus, zo'n 100 km. ten noord-oosten van Berenike, waar van ongeveer 300 v.Chr. tot 1000 AD smaragden werden gedolven. We hadden voor dit werk toestemming aangevraagd, en er was ons gezegd dat alles wat we hadden aangevraagd was goedgekeurd. Helaas was dit niet op de - geheel in het Arabisch gestelde - papiertjes terecht gekomen die we drie weken te laat ontvingen.

Mede in het licht van het bovenstaande (en omdat je in de woestijn meestal weinig pottenkijkers hebt) besloten we maar gewoon te beginnen. Ter plaatse aangekomen bleek het gebied heel bijzonder: een prachtig landschap met daarin fraaie huizen die pas gisteren verlaten leken. Zelfs na tweeduizend jaar lagen de daken er hier en daar nog op. Tot onze schrik zagen we echter ook dat het gebied door middel van houten paaltjes in vierkanten van 40 x 40 m verdeeld was. Dat dit door Egyptenaren was gedaan was duidelijk te zien aan de tekst uit de Koran die op de rotsen gespoten was (met dezelfde spuitbussen waarmee genoemde paaltjes gemarkeerd waren) en het feit dat alle zessen spiegelverkeerd waren geschreven. Het doel van dit alles was ongetwijfeld om de mijnen te heropenen - waardoor de historische resten echter zullen verdwijnen.


Waarin Hans uranium zoekende geologen ontmoet en opgepakt wordt door leden van verschillende Egyptische staatsveiligheids- en grensbewakingsdiensten.
 
 
 

vogel1.gif (367 bytes)Tweevogel2.gif (361 bytes)

Na ongeveer een week werken kregen we bezoek van een aantal geologen van de Egyptische Nuclear Materials Authority die zeiden naar uranium te zoeken. Hoewel we dat toen niet gezegd hebben leek een verlaten smaragdmijn ons voor dat doel een nogal onwaarschijnlijke locatie. We vermoedden dan ook dat ze meer in schatten dan in de wetenschap geinteresseerd waren. Dat ze ons liever niet als pottenkijkers in de buurt wilden hebben bleek twee dagen later. Toen arriveerden er drie auto's uit twee verschillende richtingen met daarin veertien man van de verschillende Egyptische staatsveiligheids- en grensbewakingsdiensten.

Uit de vragen die zij stelden bleek overduidelijk dat ze waren getipt door onze nieuwe vrienden van de Nuclear Materials Authority. Ze waren zo vasthoudend dat wij zelfs mee moesten naar hun kantoor om hen deze zaak tot op de bodem te laten uitzoeken. Met achterlating van bijna al ons materiaal (we waren ver van ons kamp bezig met het fotograferen en opmeten van doorsneden van de meer gecompliceerde gebouwen) voldeden we aan hun verzoek.

Na ongeveer tien kilometer gereden te hebben ontstond er enige discussie over de afstand naar de verschillende kantoren en de hoeveelheid brandstof en tijd die daarmee gemoeid zou zijn. Uiteindelijk werd besloten dat iedereen maar weer gewoon naar huis zou gaan en dat wij, met onze eigen gids annex chauffeur, naar de militaire basis vlakbij Berenike zouden rijden, slechts bewaakt door een enkele soldaat. Genoemde gids kwam die dag toevallig nieuwe voorraden brengen en had in zijn eeuwenoude pick-up de karavaan al een keer afgeschud. Voordat wij uit elkaar zouden gaan bedacht men echter dat men nog vergeten was onze rudimentaire bagage te doorzoeken.

De hoogste in rang, die deze taak op zich nam, draaide de film in al onze fototoestellen door. Vervolgens nam hij mijn modern vormgegeven verrekijker, met de oogglazen verder van elkaar dan de voorwerpglazen, ter hand. Daarbij zag hij deze aan voor een meer klassiek vormgegeven model met de omgekeerde opstelling. Terwijl hij dus door een omgekeerde verrekijker stond te turen zag je de man denken: "Die buitenlandse spionnen zijn wel heel erg dom om zo'n ding te kopen. Het lijkt verdorie wel of alles eerder kleiner dan groter wordt." Toen hij daarna de lensdopjes niet goed terug kon krijgen en ze steeds opnieuw in het woestijnzand liet vallen hebben we het instrument maar weer van hem overgenomen.

Hoewel iedereen erg vriendelijk was, en alles uiteindelijk zonder al te veel moeite uitgelegd en gesust kon worden, was ik toch erg blij toen Willeke ons aan het eind van de dag op kwam halen. Zij was trouwens ook erg blij dat ze deze bijzondere dag niet alleen hoefde te vieren. Achteraf is dit natuurlijk een mooi verhaal maar het is niet echt leuk om, terwijl je doet wat je kunt om de historische erfenis van een land zo goed mogelijk vast te leggen, als een misdadiger behandeld te worden. Alsof een vreemde mogendheid zo dom zou zijn om dertig buitenlanders die niet eens Arabisch spreken met tenten, verrekijkers en fototoestellen de Egyptische woestijn in te sturen met de opdracht informatie te verzamelen. Al die informatie is waarschijnlijk, via één van de vele onderbetaalde overheidsfunctionarissen, voor een paar honderd dollar gewoon in Caïro te koop.

Een enorme schaduw over het seizoen was het overlijden van de vader van één van de teamleden. Niet alleen uit empathie was iedereen daardoor zeer getroffen, maar ook door het hernieuwde besef dat het leven buiten Berenike gewoon doorgaat. Er kunnen onaangename dingen gebeuren waarbij je als betrokkene plotseling een buitenstaander kunt worden. Mede dankzij het netwerk dat Willeke inmiddels langs de Rode Zeekust heeft opgebouwd, en onze verzekeringsmaatschappij, werd het verloop van deze tragisch gebeurtenis niet verder gecompliceerd, maar iedereen heeft er nog lang over nagedacht.


Waarin het huis van Hans en Willeke vol zand waait, de muizen uit de voorraadkast vertrekken en voorbereidingen getroffen worden voor een reis naar Jemen.
 
 
 

vogel1.gif (367 bytes)Drievogel2.gif (361 bytes)

Wie meer wil lezen over de leuke kanten van Berenike kan ik aanraden te proberen HP/De Tijd van 13 februari jongstleden (nummer 7) te achterhalen. Daarin staat op bladzijden 44-47 een artikel, met foto's, van Evert Schreur, die een week bij ons heeft gelogeerd. Hoe hij in Berenike verzeild is geraakt is een verhaal op zich, maar dat moet wachten tot een volgende keer. Wetenschappelijk was het werk in Berenike in ieder geval een groot succes. Daarover zal te zijner tijd een rapport verschijnen bij het CNWS (Rijksuniversiteit Leiden). Overigens zal deze maand eindelijk het rapport betreffende 1996 uitkomen, en aan het eind van dit jaar dat over 1997. Wie daarop niet kan wachten kan donateur worden van de Stichting Berenike en langskomen op de informatiedag in augustus.

Terug in Caïro kwam het oude leven direct weer op gang, zij het dat ik nu geen baantje - en dus ook geen inkomsten - meer heb. De eerste week werden we overal uitgenodigd (het leek wel of men ons gemist had), bezochten we verschillende lezingen en hebben we twee nachten zelfs niet thuis geslapen. Omdat ons huis na drie maanden vol stof en zand gewaaid was - en uit de voorraadkasten zelfs de muizen waren vertrokken - was dat niet zo erg. Nu is alles echter weer op orde, inclusief nieuw tafelblad en uitgebreide aanrecht.

We zijn bezig de resultaten van Berenike 1998 uit te werken en Berenike 1999 voor te bereiden. Daarnaast is Willeke druk met haar proefschrift en bereid ik mij, onder andere met de aanschaf van zowel een EDM (een elektronische afstandmeter) als een GPS (een elektronische plaatsbepaler), voor op de komende campagnes in de Egyptische Oostelijke woestijn (in juli) en in Jemen (eind deze maand). Over dat laatste schijnen nogal wat misverstanden te bestaan. Voorlopig is het ons plan om tot na de eerstvolgende expeditie naar Berenike in Egypte te blijven, d.w.z. tot maart 1999. En mits er daadwerkelijk geld beschikbaar wordt gesteld door de Nederlandse Ambassade in Sana'a (de hoofdstad van Jemen), gaan wij tussen 28 april en 20 mei naar Jemen voor archeologisch onderzoek in Baynun.

Baynun, ongeveer 150 km. ten zuid-oosten van Sana'a, is één van de vele vroegere hoofdsteden van Jemen. De stad werd in 525 AD verwoest door de Axumieten, dit op verzoek van de Romeinse keizer die het niet eens was met het beleid dat vanuit Baynun werd gevoerd jegens de Christelijke inwoners van Jemen. Axum ligt tegenwoordig in Ethiopië en bezit een beroemde kathedraal waar, volgens de enige monnik die er naar binnen mag, de Ark des Verbonds bewaard wordt. Van Baynun gaan wij (Willeke, Rebecca Bridgman en ikzelf) een kaart tekenen. Verder gaan we kijken wat er nodig is om meer over deze stad te weten te komen en hoe we dat verantwoord aan het grote publiek kunnen presenteren.


Waarin Hans' onderzoek naar suikerziekte verzandt in de Egyptische bureaucratie en hij een boekje open doet over het gebruik van richtingaanwijzers, ruitenwissers, koplampen en toeters in het Egyptische verkeer.
 
 
 

vogel1.gif (367 bytes)Viervogel2.gif (361 bytes)

De tijd die wij voor en na dit onderzoek in Sana'a zullen doorbrengen willen wij gebruiken om te zien of wij in maart 1999 niet naar Caïro, of zelfs Nederland, zullen terugreizen, maar naar Sana'a. De kans daarop is zeker niet denkbeeldig, maar zeker is het nog allerminst. In ieder geval rond ik hier alvast wat zaken af die in vorige brieven zijn blijven liggen. Dat sommige onderwerpen onduidelijk blijven is echter onvermijdelijk, bepaalde zaken liggen nu eenmaal te gevoelig voor een brief met meer dan zestig geadresseerden.

Allereerst dan maar de stand van zaken rondom mijn onderzoek naar de kennis en gebruiken in Egypte omtrent suikerziekte (diabetes mellitus type II, voor de kenners). Welnu, dit is geheel verzand in Egyptische bureaucratie en Nederlandse onverschilligheid. De kennis en de paar artikelen die het mij heeft opgeleverd zal ik koesteren, maar ik verwacht niet dat het ooit nog van de grond komt.

Tot eind mei streef ik naar een arbeidsplaats in Jemen. Niet alleen woont de medisch directeur van de Hunt Oil Company daar - die mij al eerder een baan heeft aangeboden - maar ook de regionale (Jemen, Jordanië, Egypte en Soedan) sectorspecialist Gezondheid van het Nederlandse Ministerie van Buitenlandse Zaken. Als die een beter voorstel heeft dan boekhouder treed ik mogelijk opnieuw in dienst van een Nederlandse Ambassade, in Caïro dan wel in Sana'a. Komt hier allemaal niets uit dan wordt het tijd mijn toekomstplannen grondig te herzien.

Vervolgens de verhandeling over het verkeer die ik destijds heb uitgesteld wegens het busongeluk tussen Aswan en Abu Simbel. In een oude Toyota Stout pick-up truck, met dubbele cabine, nemen wij actief deel aan het verkeer in Caïro en daarbuiten. Dat dit in niets lijkt op het verkeer in Nederland zal niemand verbazen, maar misschien dat ik met wat voorbeelden toch nog enige verwondering kan opwekken. Zo is de functie van de verschillende onderdelen van een auto in Egypte aangepast aan de communicatieve eisen van de gemiddelde Egyptenaar.

Ruitenwissers dienen niet om de ruiten te wissen (het regent bijna nooit en als het regent blijft iedereen thuis), maar om de auto-bezitter mee te delen dat zijn auto die ochtend is gewassen door het mannetje dat daarvoor eens in de maand iets toegestopt krijgt. Richtingaanwijzers dienen ook een ander doel dan in Nederland. Geeft de auto voor je aan naar links te willen dan betekent dat: Niet inhalen, er zijn tegenliggers. Die tegenliggers zien dan tegelijkertijd dat ze veilig kunnen passeren. Knipperen naar rechts betekent: Kom er maar langs, de weg is vrij. Zijn er wel tegenliggers dan zien die dat ze maar beter even kunnen inhouden.

De toeter is in Caïro het belangrijkste en meest gebruikte onderdeel van een auto. Wie niet toetert heeft altijd ongelijk en wie het hardst toetert heeft altijd gelijk. Eén keer kort toeteren betekent: Pas op, ik kom eraan; twee keer kort toeteren: Hé zeg, rij eens een beetje door; één keer lang toeteren: Opzij, ik heb haast en twee keer lang toeteren: Wat vindt je van m'n nieuwe toeter? Alles daar tussenin dient om de aandacht te trekken van familieleden, mooie vrouwen of - alleen voor taxi's - potentiële klanten.

Buiten de stad worden de lichten voor een vergelijkbare code gebruikt: geknipper met het grote licht achter je betekent hetzelfde als één keer lang toeteren en als een tegenligger het grote licht aansteekt betekent dat hetzelfde als één keer kort toeteren. Hetzelfde signaal wordt gebruikt voor het antwoord: Ik heb je gezien. Omdat de meeste mensen 's nachts voor de gezelligheid wel de binnenverlichting aan hebben maar verder geen licht voeren - behalve misschien een paar minuscule stadslichtjes - is dat vaak het laatste wat je gedurende geruime tijd ziet. Wie voortdurend licht voert wordt door zijn mede-weggebruikers voor een onervaren chauffeur versleten en wie overdag zijn licht aanheeft is gek. Liever maar niet 's nachts rijden dus, ook al omdat er vaak slecht zichtbare obstakels zijn zoals stuifzand, stenen, kuilen, ezels, kamelen en op de rijbaan geparkeerde vrachtwagens.


Waarin we kennismaken met het Oog van Afgunst, ontbrekende verkeersregels en de Egyptische gewoonte om net zo lang in auto's te blijven rijden tot ze de geest geven.
 
 
 

vogel1.gif (367 bytes)Vijfvogel2.gif (361 bytes)

Zo snel mogelijk na aankoop - en dat is vaker twaalfde- dan tweedehands - wordt een auto van binnen en van buiten voorzien van versieringen. Deze benadrukken het karakter en de geloofsovertuiging van de chauffeur en moeten het Boze Oog, in het Arabisch het Oog van de Afgunst genaamd, bezweren. Daarbij worden de meest bijzondere ideeën uitgevoerd. Zoals de Volkswagen Transporter waarbij de linker koplamp afwisselend rood en groen licht geeft, en de rechter afwisselend groen en rood. Of de Chevrolet pick-up met leeuwen uitgesneden in het hout tussen de cabine en de laadbak. De Suzuki Swift met extra remlichten onder de spatborden van de voorwielen en een paarse neonbuis rond het nummerbord achter.

De Peugeot 404 met blauw kunstbont op het dashboard met daarop een goudkleurige doos voor papieren servetjes en een Koran. Of het Hyundai-busje met vier kleine lampjes aan het eind van lange metalen bibbersprieten op de hoeken van het imperiaal. Zowel buiten als binnen de stad worden veiligheidsgordels en valhelmen uitsluitend gebruikt door ongelovigen. Een echte moslim gelooft dat alles, en dus ook het tijdstip van zijn overlijden, is voorbestemd en heeft hoogstens een rozenkrans aan z'n meestal zeer fors uitgevallen binnenspiegel.

Het Egyptische verkeer - en dan vooral dat in de grote steden - toont haarscherp aan waarom er ooit verkeersregels zijn bedacht en waarom het handig is als de meeste mensen zich daaraan houden. In Egypte kent namelijk niemand de verkeersregels, zodat ook niemand zich eraan kan houden. Dit wordt nog versterkt door het onvermogen van de gemiddelde Egyptenaar tot anticipatie. Het effect van deze combinatie is voor een waarnemer van buiten als ik verbijsterend. Niet alleen rijdt iedereen waar en waarheen hij wil (dus ook tegen de verkeersstroom in of op de rechterbaan om linksaf te slaan, zodat het verkeer volkomen onvoorspelbaar en onoverzichtelijk wordt), bovendien rijdt iedereen door tot hij niet verder kan, wat aanleiding geeft tot veel onnodige opstoppingen.

Zo zie ik elke keer met verbazing hoe de wachtenden bij de spoorwegovergang in de buurt van ons huis zich eerst rechts van de weg opstellen, maar al snel ook in het midden en daarna zelfs links van de weg. En dat terwijl ze zich niet eens hoeven af te vragen of aan de overkant wellicht hetzelfde gebeurt omdat ze dat gewoon kunnen zien. Zodra de spoorbomen open gaan gebeurt dan ook het onvermijdelijke: de twee wegbrede verkeersstromen ontmoeten elkaar ergens tussen de rails en het kost heel wat getoeter en krassen in de lak om die Gordiaanse knoop te ontwarren - als een trein al niet als Alexander de Grote die knoop resoluut doorhakt. Dergelijke opstoppingen en ongelukken dragen uiteraard nog verder bij aan het toch al chaotische verkeersbeeld.

De chaos wordt nog verder vergroot doordat de meeste Egyptenaren zich slechts een oude auto, bijeengehouden met elastiekjes en paperclips, kunnen veroorloven. Onderhoud aan een auto is, gedeeltelijk door de eraan verbonden kosten en gedeeltelijk als een andere uiting van het onvermogen tot anticiperen, in Egypte onbekend. In de garage is men er altijd moeilijk toe te bewegen om onderdelen te vervangen als die alleen maar versleten zijn. Men verwacht van de autobezitter dat hij doorrijdt tot de auto er daadwerkelijk mee ophoudt. En dat gebeurt vanzelfsprekend wanneer de auto zwaarder dan normaal belast wordt: bij het optrekken, als de file weer een eindje verder door kan rijden of op de oprit een van de vele fly-overs die Caïro rijk is. Vervolgens moet het voertuig worden weggesleept, meestal door een passerende taxi, of wordt het ter plaatse gerepareerd.


Waarin de oude banden van Hans' auto weer als nieuw worden en Egyptische verkeersagenten in vier verschillende uitvoeringen blijken voor te komen.
 
 
 

vogel1.gif (367 bytes)Zesvogel2.gif (361 bytes)

Als wij onze banden willen laten verwisselen probeert de garagehouder ons er uit alle macht van de overtuigen dat er met onze banden niks mis is. Nadat het ons gelukt is onze zin door te drijven leggen we de oude banden in de bak van onze pick-up en gaan ergens op een terrasje zitten. Binnen de kortste keren hebben we dan onze oude banden verkocht aan een voorbijganger die er nog jaren op zal rijden. Van een afstand lijkt dit allemaal reuze leuk, en dat zou het ook zijn, ware het niet dat Egypte van alle landen ter wereld het hoogste aantal verkeersdoden per afgelegde kilometer heeft. Zelfs bijna twee maal zo hoog als nummer twee op de lijst, Turkije.

De verkeersagenten, die dit allemaal in goede banen zouden moeten leiden, zijn er in Egypte in zeker vier verschillende uitvoeringen. Alomtegenwoordig zijn de jonge agenten die er uitzien of ze het politie-uniform van hun vader uit de schone, maar nog te strijken, was hebben gevist om een dagje te kunnen spijbelen. Zij werken meestal in kleine groepjes samen met een lid van de veel kleinere groep van oudere agenten - verkeersagent in Caïro is behalve een gevaarlijke ook een zeer ongezonde baan - die allen lijken mee te dingen naar de eerste plaats in een Heinrich Himmler dubbelgangerwedstrijd.

Vertegenwoordigers van deze twee groepen lijken zich te beperken tot het tot grotere spoed manen van het verkeer. Of dat nou voor eeuwig vast lijkt te zitten in de drukte, of stopt voor een rood stoplicht, altijd gebaren zij van: doorrijden, doorrijden! De nog zeldzamer motor-agenten rijden niet op een motor maar besteden het grootste deel van de dag aan het uitschelden van mensen. Omdat ze daarbij consequent hun helm ophouden als teken van hun waardigheid lijken ze nog het meest op de gemiddelde Nederlandse dorpsgek.

Toch kunnen deze mannen het je lastig maken omdat ze, naast het controleren en commanderen van eerdergenoemde agenten, ook een klein deel van de dag besteden aan het controleren van auto's en automobilisten. Daarbij is het meestal onduidelijk welke criteria ze hanteren. De vierde en laatste categorie wordt gevormd door de officieren die - gestoken in fraaie uniformen, zwaar bewapend en meestal met z'n vieren - in een snelle witte Peugeot door de stad scheuren om, op de plaats van bestemming aangekomen, geruime tijd in die auto te gaan liggen slapen.

Over het verkeer, en onze eindeloze ritjes langs de Rode Zee, zou ik nog veel meer kunnen vertellen. Net als over het reeds door mij besproken onvermogen van de gemiddelde Egyptenaar tot anticipatie, de uitzonderingen die ik daarop heb ontmoet en de gevolgen die dat heeft voor het dagelijks leven. Dat kan dan mooi aansluiten bij de verhandeling over de problemen die ik heb met de Egyptische behulpzaamheid. Maar dat moet toch echt wachten tot een volgende keer, evenals een beschrijving van het landelijke leven in Haranyah. Behalve deze wel zeer lang uitgevallen brief wilde ik namelijk de tekening tonen die ik gemaakt heb van het Ptolemeische fort in Wadi Semna, vlak bij de moderne havenstad Safaga. Dit fort bewaakte de bron en de weg voor een steengroeve iets verderop, waarvan we deze zomer de plattegrond hopen te tekenen.

Hans Barnard

Index
Vice versa
Home