Caïro, 22 november 2003
Foto: C.C. Bakker
Nu de maand Ramadan 1424 AH ten einde loopt en we te horen hebben gekregen dat Willeke halverwege volgend jaar zal worden bevorderd tot 'Associate Professor', en daarmee een vaste aanstelling krijgt bij UCLA, lijkt het tijd voor de nieuwe Brief uit Caïro. Dat wordt dan nummer 29, verdeeld over negen jaar in het buitenland is dat toch gemiddeld meer dan drie per jaar. Deze is weer eens geschreven in Egypte waar ik na vele omzwervingen een tijdje rust hoop te vinden. Hoe ik hier terecht gekomen ben, na onder andere een vlucht in een oude Russische Yak 42, hoop ik verderop in deze Brief uit te leggen. Maar eerst volgt een korte verhandeling over iets dat mij vlak voor mijn vertrek uit Californië nog is opgevallen. Het is daarbij zeker niet mijn bedoeling het land dat in meerdere opzichten erg goed voor ons is geweest, en waarvan we sinds kort zelfs 'permanent resident' zijn, in een slecht daglicht te plaatsten. Maar soms zie ik, net als voorheen in Egypte, hoe men hier heel anders tegen de wereld aankijkt dan in bijvoorbeeld Nederland. Of het beter of slechter is weet ik vaak zelf niet, maar oordeelt U zelf.

Foto: C.C. Bakker



 
Tijdens mijn dagelijkse werkzaamheden, die voor een groot deel via het Internet plaats vinden, werd mijn aandacht op een ochtend afgeleid door de resultaten van een onderzoek naar het gevaar van het gebruik van een mobiele telefoon tijdens het besturen van een auto. Dergelijk trivialiteiten interesseren mij natuurlijk zeer en ik las verder. Het onderzoek bleek onderdeel van de discussie of het gebruik van mobiele telefoons, die in de Verenigde Staten meestal 'cellular telephones' genoemd worden, aan banden zou moeten worden gelegd. Tot op heden is dat niet het geval en er zou, gezien de resultaten van dit onderzoek, ook weinig reden voor zijn. Slechts weinig ongelukken blijken achteraf te wijten aan het gebruik van een mobiele telefoon, meer worden veroorzaakt door het morsen van kleverig eten of warme dranken. Veel Amerikanen gebruiken hun auto niet alleen als kantoor, maar tevens als eetkamer en soms zelfs slaapkamer.


Het verslag ging verder met een aantal tips om ongelukken te voorkomen, verzorgd door de Amerikaanse variant van de Wegenwacht. Naast het voor de hand liggende 'Voorzichtig met eten en drinken tijden het rijden', helemaal afraden lukt toch niet meer, was één van de tips om altijd iets harder te rijden dan de maximum snelheid. Als reden hiervoor werd gegeven dat vrijwel iedereen te hard rijdt, en dat aanpassen aan de verkeersstroom over het algemeen veiliger is, terwijl de maximum snelheid alleen dient om de overheid de gelegenheid te geven mensen te bekeuren en zo de begroting in balans te brengen. Behalve dat hierbij wordt voorbijgegaan aan enkele natuurkundige wetmatigheden, en aan minder harde argumenten als milieuverontreiniging en geluidsoverlast, spreekt hieruit een wantrouwen jegens de overheid dat mij  typerend lijkt voor de Amerikaanse samenleving. De overheid wordt gezien als een instelling buiten de maatschappij die er voornamelijk op uit is de belastingen te verhogen om dat geld vervolgens weg te geven aan allerlei profiteurs (zoals bijvoorbeeld ambtenaren, alleenstaande moeders, politici en schizofrene zwervers).

Een ander voorbeeld is de reactie na de helaas regelmatig terugkerende schietpartijen door ontslagen werknemers of gefrustreerde scholieren. Zegt men in Nederland dan over het algemeen iets als 'Ze moeten het wapenbezit ook beter aan banden leggen en controleren' in de Verenigde Staten is reactie meestal 'Ik zou ook een wapen moeten kopen zodat ik ten minste mezelf en mijn familie kan verdedigen'. Veel van de immigranten die niet eens zo heel lang geleden naar de Verenigde Staten trokken waren mede op de vlucht voor een onderdrukkende of onverschillige overheid. Het is dan ook niet zo vreemd dat hun nakomelingen nog steeds het liefst hun eigen boontjes willen doppen, zonder al te veel overheidsbemoeienis. Opvallend is dat een sterk nationalisisch gevoel, dat zich vooral uit in vlagvertoon en uiteraard niet in het betalen van belastingen, de belangrijkste factor lijkt die de Staten verenigd houdt.

Na twee wereldoorlogen is men in Europa juist wat minder nationalistisch geworden, behalve dan misschien op IJsland, en na de wederopbouw heeft men terecht wat meer vertrouwen gekregen in de overheid. Die kan tenslotte heel wat dingen voor elkaar krijgen die beter centraal geregeld worden, mits voorzien van voldoende  geld en de nodige controle mechanismen. Natuurlijk zijn er ook in Nederland voorstanders te vinden van het afschaffen van de maximum snelheid of de wapenwetgeving. Maar ik denk toch dat de meerderheid beseft dat een democratisch gekozen overheid ook hen vertegenwoordigt. Dat men in de Verenigde Staten uit wantrouwen meestal het voordeel van de twijfel geeft aan de domste presidentskandidaat, omdat die minder mogelijkheden zou hebben om zijn macht te misbruiken, blijkt tenslotte toch ook niet zo'n goede strategie.

Verder naar het einde


Terug naar het begin

Genoeg theorie, terug naar de praktijk van mijn dagelijkse avonturen. Ik verhaal die hier niet alleen ter leringh ende vermaeck maar vooral ook om zelf niet te vergeten waar ik op welk moment was, en wat ik daar ook alweer te zoeken had. Niet dat ik ooit mijn brieven heb nagelezen nadat die zijn gepost, zowel op papier als virtueel naar mijn immer groeiende web-site, maar dat kan nog komen. En dan kom ik mogelijk ook terug op alle losse eindjes, waarvan de aanwezigheid wellicht één van de redenen is dat ik mijn eigen Brieven probeer te negeren. Later misschien, wanneer ik nog meer rust heb dan vandaag. Half augustus vertrok ik uit Los Angeles om, via Houston en Amsterdam, vrijwel direct door te reizen naar Praag, de hoofdstad van de Tsjechische Republiek. Vorig jaar had ik geschat dat ik tien werkdagen, dat is dus twee weken, nodig zou hebben om de 64 potscherven die ik daar had uitgezocht te bestuderen. Mijn moeder bleek niet alleen bereid deze studiereis te financieren maar zelfs om dagelijks mijn overhemd te wassen zodat ik elke ochtend fris in het Naprstkovo Muzeum, het nationaal etnografisch museum dat indertijd is gesticht door de wijnhandelaar Naprstek (Vingerhoed), kon verschijnen. Daar heb ik niet alleen alle geselecteerde scherven getekend, gefotografeerd en beschreven maar ook van een achttal complete potten een soort filmpjes gemaakt waarop ze van alle kanten te bekijken zijn.

Gelukkig was mijn schatting aan de ruime kant en kon ik alleen tijdens kantooruren in het museum terecht. Zo had ik wat tijd om samen met mijn moeder Praag in te trekken, niet alleen om te eten maar ook om de stad te bekijken. Vanuit mijn werkkamer in het museum was me al duidelijk geworden dat Praag weer heel anders is dan Los Angeles of Caïro. De geluiden die door de open ramen naar binnen kwamen bestonden voornamelijk uit het geroezemoes van de vele rondlopende toeristen en het getik van stratenmakers, afgewisseld met plotselinge geluidsexplosies van een puinstortkoker of een rolluik dat open of dicht gaat. De wandeling van ons hotel naar het museum en terug toonde Praag als een verwarrend doolhof van stegen, straten en pleinen en voerde langs enkele van de verkeersaders door de stad waarop zo hard mogelijk gereden lijkt te moeten worden. Helaas keek onze hotelkamer uit op één van de straten en waren mijn dagen dus aanzienlijk rustiger dan mijn nachten.

Praag bestaat uit drie delen: Mala Strana (op de westover van de Moldau), Stare Mesto (de oude stad) en Novo Mesto (de nieuwe stad). Pas na een paar dagen kwam ik er achter dat Novo Mesto, het 'nieuwe' gedeelte van de stad, is gesticht door Karel IV in 1346, oftewel anderhalve eeuw vooral Columbus de Atlantische Oceaan overstak. Elk van de drie delen is vol historische plekken en interessante gebouwen. Een hoogtepunt waarbij dit alles samenkwam was de opvoering van Don Giovanni die we bijwoonden in het Stavovske Divadlo (Landgoedtheater), waar deze opera in 1787 in première ging, gedirigeerd door Mozart zelf. Maar ook de verschillende kerken en paleizen waren zeer de moeite waard, net als de nationale kunstcollectie in een gebouw dat te vergelijken is met onze oude RAI. Behalve deze goede herinneringen en een grote hoeveelheid wetenschappelijke gegevens, die hopelijk binnen afzienbare tijd zullen worden gepubliceerd, heb ik aan mijn bezoek aan Praag tevens een voorkeur voor 'knedlik' overgehouden. Dat is het gekookte brooddeeg, soms vermengd met oud brood of aardappels, dat een vast onderdeel is van elk typisch Tsjechisch gerecht, naast varkensvlees en bier. Pils, de stad waar de inmiddels zo beroemde methode van brouwen is uitgevonden, ligt tenslotte op minder dan 100 km. afstand van Praag. Dr. Eugen Strouhal, degene die de scherven in de jaren 1960 van Egypte naar Praag heeft gebracht, onze gastheer en een levenslange inwoner van Praag, is met recht trots op zijn stad.

Verder naar het einde


Terug naar het begin

Van Praag ging het eind augustus direct door naar het Verenigd Koninkrijk, allereerst voor een conferentie over dromen, voorspellingen en magie in het oude Egypte. Zelf weet ik daar niets van maar ik vergezelde Willeke die daar een lezing zou houden over het magische gebruik van knopen. We werden echter niet vergezeld door mijn koffer die wel van Praag naar Amsterdam was gevlogen, maar aansluitend in een vliegtuig met de bestemming Barcelona was gezet. Hoewel Schiphol berucht is voor het verkeerd laden van bagage was dit mij nog nooit overkomen en ik kan iedereen verzekeren dat het geen aangenaam gevoel is om alleen bij de bagageband achter te blijven. Vooral niet als die, na enige tijd leeg te hebben rondgedraaid, tot stilstand wordt gebracht. Gelukkig raakt bagage vrijwel nooit werkelijk zoek maar maakt soms wel een vreemde en langdurige omweg.

Zo duurde het tien dagen voor ik mijn koffer weer terug had en toen was ik al weer terug in Londen met een nieuwe tandenborstel en twee overhemden van het Leger der Heils. In die gemankeerde toestand heb ik gelogeerd in vier college's, twee in Oxford en twee in Cambridge. Die hebben allemaal logeerruimte voor bezoekende onderwijzers of onderzoekers en inmiddels hebben wij genoeg contacten in de academische wereld om daarvan gebruik te kunnen maken. In Oxford verbleven Willeke en ik in Merton College en in Queen's College, terwijl ik in Cambridge te gast was in Darwin College en in Corpus Christi College. Ik bleef wat langer in Engeland op zoek naar meer scherven, ik vond er één uit Egypte in Cambridge en twee uit Soedan in Londen, en om te spreken met verschillende leden van de onderzoeksgroep waar ik deel van uitmaak. De potscherven in Londen zijn in het bezit van het British Museum waarvan de onlangs overdekte binnenplaats een zeer fraaie ruimte heeft opgeleverd. Achter de schermen blijkt het gebouw echter een doolhof dat Praag naar de kroon kan steken.

Verder naar het einde


Terug naar het begin

Na opnieuw een bliksembezoek aan Nederland, waar we op heel bescheiden schaal Willeke's verjaardag hebben gevierd, vloog ik verder naar Egypte. Willeke was daar reeds eerder aangekomen voor een conferentie over technologie en na afloop daarvan vertrokken we samen naar de Fajjoem, voor de derde periode van veldwerk aldaar. Ditmaal concentreerden we ons op de neolithische overblijfselen ten noorden van het Qarunmeer. Het gebied ten zuiden van het meer is geheel in cultuur gebracht, en dus verloren voor archeologisch onderzoek, maar ten noorden ervan begint direct de Sahara. Lang geleden, afhankelijk van de hoogte van het waterpeil in het meer, waren delen van dit gebied echter vruchtbaarder en bewoond. Al snel bleek dat het stijgen en dalen van het meer onvoorziene problemen heeft veroorzaakt. Bij de hoogste stand is 6-7 meter klei afgezet die bij de huidige lage stand weer vrijwel overal volledig is weggesleten. De voorwerpen die zijn verloren of weggegooid bij de vorige lage waterstand zijn dus óf bedekt met een flinke laag klei, die inmiddels zo hard als steen is geworden, óf vermengd met veel jongere voorwerpen die door de erosie tot hetzelfde niveau zijn afgedaald. Alles ligt dus door elkaar aan de oppervlakte of is juist onzichtbaar diep verstopt. Met een klein team van geologen en archeologen, onder wie twee vrouwelijke medewerkers van de Oudheidkundige Dienst, probeerden we deze problemen zo goed mogelijk het hoofd te bieden maar voorlopig hebben we meer vragen dan antwoorden.

Eén van de uitkomsten van mijn gesprekken in Cambridge en Londen was dat ik opeens deel uitmaakte van een expeditie naar Suakin, zo'n 50 km. ten zuiden van Port Sudan aan de Rode Zee. Ik moest dan ook halverwege het project in de Fajjoem in de steek laten om naar Soedan te reizen. En zo landde ik midden in de nacht in Khartoum, de hoofdstad van het grootste land op het Afrikaanse continent met toch maar ongeveer 30-35 miljoen inwoners (Egypte heeft er bijvoorbeeld al ongeveer drie keer zoveel). Mede door een jarenlange burgeroorlog, waaraan binnenkort een einde lijkt te komen, en de economische boycott tegen het regime van president Omar Basheer is Soedan ook nog eens één van de armste landen ter wereld.

Verder naar het einde


Terug naar het begin

Bij het aanvragen van een visum hadden de gevolgen daarvan mij het leven al zuur gemaakt. Door de economische malaise is de Soedanese Pond namelijk niets meer waard en is men enige tijd geleden overgestapt op de Soedanese Dinar waarbij 10 Pond werd vervangen door één Dinar. Helaas krijg je voor vier Amerikaanse Dollar alweer meer dan 10.000 Soedanese Pond. Die krijg je natuurlijk niet echt want officiëel gebruikt men Dinar, maar toch rekent iedereen nog in Ponden. Verbaal worden daarbij alle getallen boven de duizend ook nog eens ontdaan van drie nullen terwijl de getallen onder de duizend volledig worden uitgeproken. 12.000 (vijf kilo aardappelen) wordt 'twaalf' en 15.000 (een kilo vlees) 'vijftien', maar 500 (een zak houtskool) blijft 'vijfhonderd'. Erg lastig bij het boodschappen doen (12+15+500=2.750). Ondanks het feit dat de Verenigde Staten enkele jaren geleden met kruisraketten een medicijnenfabriek in Khartoum in de as legde, in de veronderstelling dat daar chemische wapens werden geproduceerd, wil iedereen toch graag Dollars. Waarschijnlijk ook omdat, sinds de international boycott, credit cards en traveller's cheques niet meer werken en Dollars een exotische meerwaarde hebben gekregen. Door de gespannen verhouding met Egypte wil ook niemand in Soedan Egyptische Ponden wisselen, terwijl in Egypte geen Soedanese Ponden te koop zijn en sinds kort ook geen Dollars meer om de zwarte markt de wind uit de zeilen te nemen.

Onbekend met al deze economische complicaties vervoegde ik mij bij de Soedanese Ambassade in Caïro voor een visum. Twee maal bleek de visum-afdeling gesloten maar de derde keer had ik meer geluk. Niet alleen was men open maar men bleek zelfs de fax te hebben ontvangen die de Soedanese Ambassade in Londen had gestuurd om aan te kondigen dan een Nederlander, deel uitmakend van een Britse expeditie, zich in Caïro zou melden voor een visum. Na wat heen-en-weer geloop met pasfoto's, aanvraagformulieren en kopieën daarvan leek alles in orde en vroeg men mij om tussen 15:00 en 16:00 uur terug te komen. Op dat moment ontstonden de problemen.

Teruggekomen diende ik mij vervoegen bij een kantoor op de eerste verdieping en daar bleek ik opeens 56 Dollar te moeten betalen. En die had ik niet. Buiten de Verenigde Staten verwacht ik te moeten betalen in de plaatselijke valuta, en die verwachting is ook altijd beantwoord. Bovendien is het gebruikelijk dergelijke kosten vooraf te innen of in ieder geval aan te kondigen. Blijkbaar is dit in Soedan niet de gewoonte want ook bij het verlaten van het land wordt iedereen verwacht 20 Dollar 'belasting' te kunnen betalen zonder dat dit ergens wordt meegedeeld. Ik heb niet kunnen ervaren wat er gebeurt als men hier in gebreke blijft, wijs geworden door mijn ervaringen in Caïro, want daar stonden we. Na wat commotie bleek een vriendelijke ambtenaar uiteindelijk bereid om persoonlijk Ponden in Dollars te wisselen zodat ik mijn paspoort terug kon krijgen. En toen ontdekte ik de reden voor die vriendelijkheid, men had het visum reeds in mijn paspoort geplakt en kon dat moeilijk zo terug geven, zonder enige vorm van betaling, maar het toch ook niet achterhouden. De schrik zat er hiermee goed in en de volgende dagen probeerde ik overal waar dat kon Dollars bij elkaar te sprokkelen.

Verder naar het einde


Terug naar het begin
 
Soedan is niet alleen een groot land maar ook erg gevariëerd. Het ligt op de grens van de Islamitische Arabische Wereld en het Christelijke Afrika, strekt zich uit van de Sahara in het noorden tot de tropische regenwouden in het zuiden en wordt bevolkt door een aantal zeer verschillende volken, elk met hun eigen taal en cultuur. Toch was het kleine deel dat ik in korte tijd gezien heb op een vreemde manier bekend. Dat komt omdat Khartoum en Port Sudan zich aan de zuidelijke grens bevinden van de cultuurgebieden die zich naar het noorden toe uitstrekken tot het uiterste zuiden van Egypte. Aangezien dat precies de gebieden zijn waar ik veel geweest ben zag ik wat zich in Egypte in de marge bevindt plotseling tot de norm verheven.


Khartoum is gebouwd rond de plaats waar de Witte Nijl en de Blauwe Nijl samenkomen en bestaat dus uit drie delen. Omdurman (op de westoevers), de oude stad waar zich zowel de markt als het graf van de Mahdi bevinden, Khartoum (tussen beide rivieren in), de koloniale hoofdstad vanwaar ooit Gordon en Kitchener hun schikbewind voerden, en het nieuwere Khartoum Bahri (op de oostoevers ten noorden van het oude Khartoum). Alle koloniale kantoren, die nu natuurlijk door de Soedanese overheid gebruikt worden, staan in een lange rij aan de waterkant. De Nijl brengt namelijk niet alleen enige verkoeling tijdens de vele snikhete dagen, zelfs begin november was het bij zonsondergang nog 40 ºC, maar kon zo tevens als vluchtweg dienen in het geval van oproer. Verder lijkt de stad nog het meest op Aswan, bevolkt door wat de vriendelijkste mensen ter wereld moeten zijn. Het symbool van de stad is een olifant omdat 'khartoum', dat oorspronkelijk waarschijnlijk helemaal geen Arabisch was, in die taal slang of slurf betekent en omdat een tuinslang waarschijnlijk zoveel minder goed zou overkomen.

Omdat Soedan zo uitgestekt is, en de infrastructuur zo matig ontwikkeld, zijn binnenlandse vluchten een volstrekt geaccepteerde manier van reizen. Er zijn veel vliegvelden en minstens evenveel maatschappijen. Wij hadden gekozen voor de nationale maatschappij Sudan Airways die achteraf berucht bleek te zijn nooit op tijd te vertrekken, laat staan aan te komen. Voor binnenlandse vluchten maakt Sudan Airways onder andere gebruik van Saratov Yakovlev 42 verkeersvliegtuigen. Deze drie-motorige toestellen zijn ooit in Rusland ontwikkeld om gebruikt te worden onder primitieve omstandigheden. Ze kunnen opstijgen met maar twee werkende motoren, vliegen met maar één werkende motor en landen op onverharde landingsbanen. Ze worden nu voornamelijk gebruikt door maatschappijen uit de voormalige Sovjet-Unie en Joegoslavië, en de ontwikkelingslanden die daarmee nog nauwe banden onderhouden, waarschijnlijk omdat ze nergens anders echt welkom zijn. Van binnen waren de toestellen waarin ik heb gezeten wat afgetrapt en ze vlogen merkbaarder dan de mij inmiddels al te bekende Boeings en Airbussen. De bochten waren abrupter en de klimaatbeheersing was duidelijk niet opgewassen tegen het enorme verschil in temperatuur tussen de landingsbaan en de kruishoogte. Over de veiligheid van deze vliegtuigen is onduidelijkheid maar gedurende onze vlucht ging er gelukkig niets mis, ongetwijfeld mede dankzij de Russische piloten. Behalve dan dat de vlucht die om 13:00 uur uit Khartoum zou vertrekken dat pas rond 22:00 uur 's avonds deed.
 
Zo kwamen we pas na middernacht aan op het nieuwe vliegveld van Port Sudan, vele kilometers verder buiten de stad gelegen dan het oude vliegveld. Passagiers zouden van de luchthaven naar de zeehaven moeten kunnen doorreizen in bussen, maar de onze gaf helaas halverwege de geest. En zo strandden we alsnog, in het zicht van twee havens, met onze 40 kg. bagage per persoon. Daaronder bevonden zich de uitrusting voor twee duikers en één landmeter (ondergetekende), een generator, zes scheppen en twee pikhouwelen. Een in het holst van de nacht passerende pick-up nam het meeste daarvan, samen met enkele van mijn reisgenoten, mee naar een hotel en stuurde een andere bus om ook ons op te pikken. Toen tot overmaat van ramp ook nog de sleepkabel brak waarmee men had besloten de kapotte bus terug naar de stad te slepen hebben we de rest van onze reis maar te voet afgelegd.

Verder naar het einde


Terug naar het begin

Ook in Suakin voelde ik mij gelijk thuis. Oorsponkelijk is dit een laat-Middeleeuwse, vroeg-Moderne havenstad, gebouwd van fossiele koraalblokken op één van drie eilandjes in een baai van de Rode Zee. Tot in de 20e eeuw is de stad bewoond geweest maar nu zijn alle huizen verlaten en grotendeels ingestort omdat ze voortdurend onderhoud behoeven. Ronddwalend door deze zeer fotogenieke omgeving waande ik me in het Berenike van twaalfhonderd jaar geleden. De moderne stad, op het vaste land, versterkte die indruk alleen maar. In de omgeving van Berenike zijn een paar dorpjes (Manazig en Arab Saleh) opgetrokken uit wrakhout, matten en oude olievaten. Hier wonen Bedouïn die zichzelf 'Ababda' (zonen van Abad) noemen. Zij onderscheiden zich door hun wilde haardos, hun lange zwaarden en de gewoonte 'jabana' (een op bijna rituele manier bereide koffie met kruiden en suiker) te drinken. Leden van het team in Berenike hebben reeds drie tentoonstellingen over hen samengesteld (in Berenike, Quseir en in Rotterdam) en ik heb over hen gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde. Het bewoonde deel van Suakin is het best te beschrijven als honderd van die dorpjes bij elkaar, met daartussen enkele meer permanente gebouwen. De mensen hier noemen zichzelf 'Beja' maar lijken verder in alles op de mij zo bekende Ababda. De afstand tussen Berenike en Suakin is 565 km. en de weg is zelfs tegenwoordig nog niet overal verhard wat de overeenkomsten voor mij alleen maar opvallender maakt.

Onze taak ter plaatse was de locale, regionale en landelijke overheden ervan te overtuigen dat Suakin aantrekkelijk gemaakt kan worden voor bezoekers door delen ervan op te graven en andere delen te restoreren. Tevoren hadden we het voormalige huis van Khorseed Effendi uitgekozen voor dat laatste en het huis van de Mufti, een soort Islamitisch geestelijk leider, voor het eerste. En ondanks de verzengende hitte en het gebrek aan slaap van de laatste dagen togen we na onze uiteindelijke aankomst direct aan het werk, samen met enkele Soedanese collega's en werklui. De duikers, van de Universiteit van Ulster in Noord-Ierland, zochtten inmiddels de baai af naar scheepswrakken en verloren lading. Ik stond al spoedig bekend als 'al-Masri' (de Egyptenaar) vanwege mijn accent in het Arabisch, in het Engels heb ik natuurlijk nog steeds een Nederlands accent maar dat ontging de meeste Soedanesen.

Ons seizoen verliep redelijk succesvol, hoewel wat chaotisch en veel te kort. We woonden al die tijd in een verlaten vakantiekamp buiten de stad. Verlaten omdat er voor toeristen maar weinig te doen is in deze woestijn waar bovendien de water- en stroomvoorziening op z'n best problematisch zijn. Behalve een enkele verdwaalde rugzaktoerist zijn de enige bezoekers aan de stad de vrachtwagenchauffeurs die van Port Sudan naar Khartoum rijden, en terug, en de pelgrims die een plaatsje hopen de vinden op één van de drie veerboten naar Jeddah, en Mecca. Toch hopen de Soedanesen de Rode Zeekust net zo te ontwikkelen als in Egypte, een angstaanjagende gedachte, en de eerste duikscholen in Port Sudan zijn al geopend.

Verder naar het einde


Terug naar het begin
 
Vlak na mijn 44e verjaardag, Napoleon vierde de zijne overigens tijdens zijn veldtocht in Rusland, vlogen we weer terug naar Khartoum. Ik bleef daar een paar dagen langer dan de rest van het team, in het door generaties Grieken beheerde Acropole Hotel, om ook hier naar potten te kijken. In het Nationaal Museum is een tijdelijke tentoonstelling ingericht over het werk in het gebied van de vierde stroomversnelling, waar momenteel een stuwdam wordt gebouwd die dat hele gebied onder water zal doen lopen, en daar stonden de potten waarvan ik reeds foto's had gezien inderdaad tussen. Hoewel achter glas heb ik ze zo goed en kwaad als mogelijk was bestudeerd en mijn eigen foto's gemaakt. Ze lijken erg op het materiaal dat we in de woestijn vinden maar zijn toch verschillend genoeg om nog eens goed over na te denken. Net zoals voor de Fajjoem geldt hiervoor dus dat de antwoorden nog even op zich laten wachten. In een splinternieuwe Airbus van EgyptAir vloog ik tenslotte weer terug naar Caïro.


Vandaag is het trouwens precies veertig jaar geleden dan president J.F. Kennedy in Dallas, Texas werd dood geschoten door, naar algemeen wordt aangenomen, Lee Harvey Oswald. Ik weet niet meer waar ik was toen ik dat hoorde, ik was tenslotte pas net vier jaar, maar één van mijn vroegste herinneringen is dat mijn moeder met een punaise een uit de krant geknipte foto van een man op de boekenkast in ons huis in Leiden bevestigde, en dat ik haar vroeg wie dat was en waarom ze die foto daar ophing. Haar antwoord is helaas in de mist van mijn jeugdherinneringen opgelost. Maar nu we het toch over gedenkwaardige data hebben, 15 februari aanstaande zijn Willeke en ik 25 jaar bij elkaar. Zij is dan in Los Angeles en ik hopelijk in Qasr Ibrim (in Nubië) zodat we dit feit niet op de dag zelf kunnen vieren maar we zullen proberen om de komende zomer iets te organiseren in Nederland. Een laatste wetenswaardigheid betreft de nieuwe collega van Willeke. Toen zij aankwam in Los Angeles vertrok namelijk de tweede Egyptoloog van UCLA, die de taal en de godsdienst in zijn pakket heeft, naar Basel in Zwitserland. Door allerlei omstandigheden is pas onlangs zijn vervanger aangesteld, Jacco Dieleman. En dat is een oude bekende die ons niet alleen heeft geholpen bij het maken van een kaart van Shenshef, en andere hand- en spandiensten in Berenike, maar wiens foto zelfs op de kaft van één van de rapporten heeft gestaan. Zo blijkt maar weer eens hoe klein de wereld geworden is.

Verder

Meer over Hans

Meer over Barnard

Naar de Barnard WWW home-page